Beschrijving
Big Easy big bands NL
Big Easy big bands NL: Dawn and rise of the jazz orchestra vertelt het vergeten verhaal van de jazzorkesten van New Orleans. De big bands die duizenden danslustigen naar grote ballrooms als de Rhythm Club en de San Jacinto Club lokten. De polyfoon improviserende kleinere jazzbands die rond de voorlaatste eeuwwisseling een revolutie in de populaire muziek hadden ontketend verdwenen in de jaren twintig of gingen ondergronds, om pas weer rond 1950, tijdens de zogeheten Revival weer aarzelend op te duiken.
Swingdance en danszalen.
Aan de hand van krantenberichten en interviews met veteranen reconstrueert de auteur deze vergeten geschiedenis. Zo heeft hij boven water gekregen dat New Orleans anno 1940 zou kunnen worden aangemerkt als het nationale mekka van de swingdans, met een tiental orkesten dat constant emplooi had. Tourende big bands van buiten de stad vonden eveneens werk in de tientallen danszalen van New Orleans.
Grote jazzorkesten
Die lokale grote jazzorkesten stonden ook aan de wieg van de naoorlogse rhythm & bluesgolf die New Orleans grote faam bracht. In 1938 stond een dertienjarige voormalige gospelzanger, Roy Brown, voor het orkest van pianist en arrangeur Walter ‘Fats’ Pichon. Na de oorlog was Brown een van de eerste rhythm & bluesvocalisten van de stad die landelijk furore maakte met hits als Good Rockin’ Tonight, Hard Luck Blues en Boogie At Midnight. Roy Brown was een belangrijke wegbereider voor de soulzangers van de jaren zestig, onder wie James Brown, Bobby Bland en Jackie Wilson.
Een ander lid van het Fats Pichon Orchestra was trompettist Dave Bartholomew, vijf jaar ouder dan Roy Brown. In 1942 nam hij de leiding van de Pichon band over en later werd hij de meest vooraanstaande arrangeur en producer van R&B platensessies. Fats Domino was in 1950 een ontdekking van hem; andere sterren die hij liet stralen waren Lloyd Price, Shirley and Lee en Smiley Lewis.
Ook de Louisiana Shakers van altsaxofonist Cap’n John Handy golden in de jaren dertig als voorlopers van de latere jumpbands. Earl Bostic, die in New Orleans zijn eerste muzikale ervaring opdeed en in de jaren vijftig een van de meest geliefde jumpsaxofonisten werd, had zijn extraverte stijl op die van Handy gebaseerd.
Platenopnamen
Dat deze orkesten onbekend zijn gebleven is voor een belangrijk deel te wijten aan het feit dat er hoegenaamd geen opnamen van bewaard zijn gebleven. Na de relatief overvloedige activiteiten van de platenfirma’s in de jaren twintig, toen bands als die van Papa Celestin, Sam Morgan en de New Orleans Owls uitgebreid werden gedocumenteerd zou het tot de late jaren veertig duren eer er weer platensessies in de Crescent City werden georganiseerd.
Nochtans getuigden muzikanten en muziekliefhebbers destijds dat het niveau van de plaatselijke big bands niet onderdeed voor dat van de bekende orkesten uit New York. In dit verband werden vergelijkingen gemaakt met Lucky Millinder, Cab Calloway, Chick Webb en zelfs Duke Ellington. Wat de orkesten uit New Orleans onderscheidde was het ritme. Het lijkt er op dat de formaties uit de Big Easy een aardser karakter hadden – waarmee eveneens werd vooruitgelopen op de naoorlogse rhythm and blues.
Dat alles wordt uit de doeken gedaan in Big Easy big bands NL. De auteur heeft een maagdelijk gebied ontgonnen en als zodanig een bijdrage geleverd aan onze kennis van en inzicht in de ontwikkeling van de muziek in de stad die onverminderd geldt als het brandpunt van de jazz en de R&B.
Beoordelingen
Er zijn nog geen beoordelingen.